Economische situatie NL, EU, internationaal: 

 

Nederlandse economie krimpt 0,8 procent in het eerste kwartaal 2012

De Nederlandse economie is in het eerste kwartaal van 2012 met 0,8 procent gekrompen ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Vergeleken met het vierde kwartaal van 2011 groeide de economie met 0,3 procent. Hierdoor bevindt Nederland zich volgens de gangbare definitie niet meer in een recessie. Hieronder is de economische groei te zien vanaf 2008 t/m heden. Economische groei is de mutatie van het bruto binnelandsproduct (BBP) uitgedrukt in procenten.

In een formule alsvolgt: BBP dit jaar minus BBP vorig jaar gedeeld door BBP vorig jaar, verminigvuldigd met 100%. (BBPn - BBPo / BBPo)*100%. In het staafdiagram hieronder is het BBP zelfs per kwartaal weergegeven.

Bruto binnenlands product

Bruto binnenlands product

De Nederlandse economie kan worden opgesplitst in vier bestedingscategorieën: investeringen, uitvoer, consumptie door huishoudens en consumptie door de overheid. Net als voorgaand kwartaal daalde ook in het eerste kwartaal van 2012 de consumptie door huishoudens. Daarnaast krompen de investeringen met ruim 5 procent, na vier opeenvolgende kwartalen van groei. De uitvoer en consumptie door de overheid groeide daarentegen wel met respectievelijk 2,6 procent en 0,9 procent.  

Bestedingen

bestedingen

Een andere benadering van de economie is die vanuit de productie. Vooral de bouw droeg in het eerste kwartaal negatief bij aan het bbp. Dit kwam door de strenge winter, waardoor er minder gebouwd kon worden. De bijdrage van de publieke sector aan het bbp bleef wel positief. Dit was vooral toe te schrijven aan de groeiende gezondheids- en welzijnszorg.

Bijdragen bedrijfstakken aan de bbp-ontwikkeling, 2012-I

Bijdragen bedrijfstakken aan de bbp-ontwikkeling, 2012-I

 

Kredietcrisis: oorzaak-gevolg relaties

De Kredietcrisis is de aanduiding voor de crisis op de financiële markten die in de zomer van 2007 ontstond.

De crisis werd in belangrijke mate geïnitieerd doordat door de stagnerende huizenmarkt in de Verenigde Staten de als obligaties verpakte gebundelde hypotheken in het laagste segment (subprime) in een hoog tempo minder waard werden. Hierdoor kwamen financiële instellingen in problemen en werden er uiteindelijk honderden miljarden afgeschreven op gekochte obligaties. Doordat onduidelijk was welke instellingen hierdoor in de problemen zouden komen droogde de interbancaire geldmarkt op, banken leenden elkaar geen geld meer. Verschillende banken zijn genationaliseerd, failliet gegaan of overgenomen.

 

De naam Kredietcrisis is geboren

Het opmerkelijke aan de kredietcrisis is dat verschillende negatieve ontwikkelingen op deelmarkten elkaar versterkten. Zo werd de kredietverlening aan het bedrijfsleven fors verminderd als gevolg van afnemend vertrouwen in de interbancaire- financiële sector. Hierdoor konden bedrijven geen kredieten meer verkrijgen, bleven bedrijfsinvesteringen uit, en daalde de (inter)nationale productie. Als gevolg van een afnemende productie is er automatisch minder vraag naar arbeid op de arbeidsmarkt. Hierdoor neemt de werkloosheid toe, en lopen bedrijfswinsten terug (nb: sommige zelfs miljarden verliezen). Als bedrijven minder winst maken, daalt hun interne aandelenvermogen en dus ook het vertrouwen van de belegger op de kapitaal- en geldmarkt. Faillissementen kwamen ook steeds dichterbij. Hierdoor kelderden de beurskoersen op gegeven moment met ongekende snelheid omlaag, en nam niet alleen het consumentenvertrouwen af, maar dus ook het beleggers en producentenvertrouwen. Tijdens mijn stage in Japan (Tokyo), heb ik de crisis samen met andere economische universiteiten uit Japan en de Verenigde Staten, maar ook met het International Monetair Fonds intensief bestudeerd. Wij concludeerden dat de crisis door afnemend vertrouwen in de interbancaire sector in een vicieuze cirkel terecht waarin we ons voorlopig nog wel in zullen bevinden.

 

 

 

 

------ hier komt de gedigitaliseerde vicieuze cirkel van de crisis, onder constructie! ------

 

 

 

Uiteindelijk bleek onze economische benadering redelijk te kloppen. Het enige aspect waar we geen rekening mee hebben gehouden was het feit dat kapitaalinjecties van het IMF en de EU voor eventuele economische groei konden zorgen, en zo het consumenten- en producentenvertrouwen omhoog konden liften. Maar al met al mogen we concluderen dat we de juiste economische cyclus in kaart hebben gebracht; ook in 2012 is de Kredietcrisis namelijk nog een feit.

De dramatische ontwikkelingen bedreigden al snel het ongestoord functioneren van het internationale financiële systeem, en ingrijpen van nagenoeg alle centrale banken bleek noodzakelijk. Vanaf oktober 2008 namen diverse overheden op grote schaal rechtstreeks deel in het risicodragend kapitaal van banken. Zo valt in Nederland te denken aan de miljardeninjectie voor het overeind houden van Fortis en ABN-amro; uiteindelijk bleek dit een goede zet te zijn geweest van de overheid.

 

Onduidelijkheid over mogelijke expansie van de crisis vanuit de VS

Door de sterke verbondenheid en interferentie tussen internationale deelmarkten in de interbancaire en financiële sector is het niet exact aan te geven welke gebeurtenissen elkaar op welke wijze beïnvloedden. In het algemeen kan gesteld worden dat problemen rond Amerikaanse hypotheken de onmiddellijke aanleiding vormden tot de crisis, die oversloeg op de markt voor daaraan gerelateerde complexe financiële producten waaronder dus de kredietverlening aan het bedrijfsleven valt. Een en ander werd versterkt doordat de bij de waardebepaling van dergelijke complexe financiële producten gebruikte aannames in wiskundige formules op drijfzand waren gebaseerd. De achterliggende oorzaken van de crisis zijn zo complex dat het nagenoeg onmogelijk is om een helder volledig beeld van de situatie te krijgen. Analyses van de problemen en de fundamentele oplossingen zijn vaak gericht op slechts een beperkt onderdeel van de crisis.

De aanduiding "kredietcrisis" dekt niet de gehele lading van de crisis. Er was niet uitsluitend sprake van een kredietcrisis in de zin van een beperkte beschikbaarheid van liquiditeiten en (langer lopend) kapitaal, doch op een aantal momenten ook van een algehele onderlinge vertrouwenscrisis in de financiële sector sinds 2009.

Vanaf begin 2010 veranderde de crisis van voorwerp: men maakte zich steeds meer zorgen over de financiële positie van een aantal overheden. Dit leidde in april 2010 tot een crisis rond Griekse overheidsfinanciën. Ook andere landen (met name Portugal, Spanje,Italië en Ierland) dreigden in een financiële crisis te komen. De EU-ministers van Financiën presenteerden op 10 mei 2010 een reddingsplan van in totaal € 500 miljard, terwijl het IMF tot € 250 miljard toezegde. Het grootste gevolg van de Kredietcrisis werd nu pas zichtbaar: De Eurocrisis.

 

2009 - heden: De Schulden / Eurocrisis: oorzaak-gevolg relatie met Kredietcrisis

De financiële huishouding van Europese overheden is door de Kredietcrisis aanmerkelijk verslechterd. Als gevolg van de negatieve groei (economische krimp) daalden de belastingsopbrengsten, terwijl de uitgaven toenamen, door omstandigheden als stijgendewerkloosheidsuitkeringen en kosten van reddingsoperaties van banken en andere bedrijven. Als gevolg hiervan steeg de overheidsschuld uitgedrukt als percentage van het bruto nationaal product significant. De omvang van de staatsschuld verschilt van land tot land aanmerkelijk. Voor de eurozone als geheel lag dit in 2008 op circa 70%, doch in Italië en Griekenland op circa 100%, terwijl de Luxemburgse staatsschuld met circa 13% zeer bescheiden was. In 2010 was de Europese staatsschuld als geheel al 87% van het Europese bruto binnenlands product; een stijging van 17% in twee jaar tijd.

De financiële en economische posities van landen die deelnemen aan de EMU (Europese Monetaire Unie) verschillen onderling sterk van elkaar. Sommige landen hebben een zwakke economie, hoge tekorten en schulden. Bij de invoering van de euro werd er vanuit gegaan dat de landen naar elkaar toe zouden groeien. Aan een nauwere coördinatie van het economische beleid wilden de Europese landen zich toen niet committeren. Daardoor ontbreekt een ‘politiek dak’ op de Europese muntunie.

Door de in 2007 begonnen Kredietcrisis hebben veel EU-landen hun overheidstekorten de laatste jaren sterk zien groeien, tot ver boven de grenzen die in de Europese begrotingsregel zijn afgesproken. Beleggers kregen minder vertrouwen in eurolanden met hoge tekorten omdat de kans toenam dat deze landen hun leningen niet meer zouden kunnen terugbetalen. Beleggen in staatsobligaties van landen in financiële problemen werd minder aantrekkelijk.

Sinds het bekend worden van grote financiële problemen in Griekenland, in oktober 2009, daalde de waarde van de euro daardoor, en steeg de rente die landen moesten betalen op hun leningen. Voor landen met te hoge tekorten werd het lastig om nog geld te lenen, waardoor ze niet meer aan hun financiële verplichtingen konden voldoen. Verschillende eurolanden moesten daarom Europese financiële steun aanvragen.

parlement in athene

Sinds eind 2009 is het dus crisis in Griekenland/ Het land kampt met een extreem begrotingstekort en een enorme staatsschuld. Dat bleek in oktober 2009 toen een nieuwe regering aantrad. De cijfers die voorgaande regeringen gepubliceerd hadden, bleken vals. Door middel van zware bezuinigingen en hervormingen moeten de Grieken orde op zaken stellen, onder zware druk van andere Europese landen en het IMF.

In april 2010 was het vertrouwen op de financiële markten in Griekenland zo ver gedaald dat de Grieken geen leningen meer konden aangaan om het begrotingstekort en de staatsschuld te financieren. De Eurolanden en het International Monetair Fonds (IMF) kwamen Griekenland in 2010 te hulp met een pakket noodleningen van 110 miljard euro om de stabiliteit van de eurozone te herstellen.

Onder druk van de Europese Unie en het IMF moest Griekenland harde maatregelen nemen om het tekort en de staatsschuld terug te dringen. De geldschieters eisen sinds die tijd stevige bezuinigingen en belastingverhogingen. Dat leidt tot protesten onder de Griekse bevolking, die hard wordt getroffen door de maatregelen.

In de loop van 2011 werd duidelijk dat Griekenland meer hulp nodig had. Er werd een tweede pakket leningen ter waarde van 130 miljard euro toegezegd, maar wel onder strenge voorwaarden. Daarnaast moeten private schuldeisers (zoals banken) Griekenland een deel van de staatsschuld kwijtschelden. Daarmee stemden zij in maart 2012 in. 

Op 17 juni werden in Griekenland verkiezingen gehouden. De partijen die zich hadden gecommitteerd aan de Europese eisen Pasok en Nieuwe Democratie wisten gezamenlijk een meerderheid in het parlement te halen, waarna een driepartijen-kabinet werd gevormd onder leiding van ND-leider Antonis Samaras  Dat kabinet erkent de noodzaak tot bezuinigingen, maar wil opnieuw gaan onderhandelen.

Op 19 juni heeft Jean-Claude Juncker voorzitter van de Eurogroep aangegeven dat Griekenland mogelijk meer tijd krijgt om aan alle voorwaarden te voldoen. De Europese commisie  de Europese Centrale Bank en het Internationaal Monetair Fonds zijn daarover na de vorming van de nieuwe regering besprekingen begonnen. Een rapport naar aanleiding van deze besprekingen wordt eind juli 2012 verwacht.

Meer volgt.